Nog één keer wandelt de geestelijk vader door ‘zijn’ Lipsius (2025)

Achtergrond

Nog één keer wandelt de geestelijk vader door ‘zijn’ Lipsius

Foto Taco van der Eb

Anoushka Kloosterman

donderdag 7 oktober 2021

Hoewel de Humanities Campus niet doorgaat, lijkt de universiteit nog steeds het Lipsius te willen slopen. Op verzoek van Mare geeft architect Evert Kleijer (82) een laatste rondleiding om de bedoeling van zijn gebouw uit te leggen. ‘Het ziet er belazerd uit. Smerig.’

Het is lunchpauze, de tafels zitten vol en het krioelt van de studenten, als de 82-jarige architect Evert Kleijer voor het eerst in ruim twintig jaar voet zet in ‘zijn’ Lipsius. ‘Het gebouw wordt gebruikt zoals het is bedoeld’, constateert hij tevreden, doelend op het volle restaurant en de haastende studenten.

Dan kijkt Kleijer omlaag en treurt: ‘Maar deze vloer slaat natuurlijk nergens op.’

Het gebouw ziet er, zeker aan de binnenkant, allang niet meer uit zoals Kleijer het in eerste instantie had bedoeld. In 2004 kwam er een grote renovatie, waarna het pand dat jarenlang in de volksmond ‘het LAK’ heette (vanwege het gelijknamige theater dat er was gevestigd) officieel werd omgedoopt tot ‘Lipsius’. Het heeft sindsdien iets weg van een stationshal: er kwam een grote klok bij de ingang, en de betonnen vloer werd vervangen door dezelfde grijswitgeblokte tegeltjesvloer die in veel NS-stations lag.

‘Flauwekul aan de muur’

Hij houdt er niet van om ‘gebruikers allemaal beperkingen op te leggen’, maar Kleijer kan de nieuwe inrichting niet waarderen. Met name de vloer komt nog een paar keer ter sprake tijdens het interview. ‘Ik vind dat zwartgrijswitte gefonkel echt verschrikkelijk. Een klinkerstraatje had ik prima gevonden, dat is betrekkelijk homogeen materiaal. Het gebouw leeft zoals het is bedoeld, maar die vervelende vloer geeft geen evenwicht, net als de flauwekul aan de muur.’

Nog één keer wandelt de geestelijk vader door ‘zijn’ Lipsius (1)

Foto Taco van der Eb

Hij wijst naar de enorme posters en bedrukte doeken die aan de wanden hangen, de grote klok bij de ingang, en de witte uithangbordjes aan de muur. ‘Wij hadden een paar simpele borden bedacht, aan de zijkant, net als een uithangbord voor een winkel op straat. Nee, ik apprecieer dit niet.’

Kleijer haalt een dun boekje uit een gele envelop: Leidse Leerstof, Ontwikkeling en analyse van een bouwwerk. Hij schreef het om in zijn colleges aan de TU Delft te gebruiken, waar hij jarenlang doceerde.

Op de cover staat een foto van het Lipsius zoals het er ooit uitzag: strak, met grote ramen, en de glazen kunstwerken aan het plafond duidelijk zichtbaar. De vloer is van beton, en heeft dezelfde kleur als de muren. ‘De mensen, het leven, en de meubels, dáárin zitten de details’, zegt Kleijer.

Lelijk eendje

Toch was en is niet iedereen blij met Kleijers creatie. Na de renovatie in 2004 zei universitair hoofddocent Frans-Willem Korsten in zijn speech hij zich niet meer kon herinneren hoe het gebouw eruit had gezien, ‘en het ook niet meer wilde weten’. LAK-directeur Ronald Helmer wilde niet zeggen dat hij het gebouw nu ‘mooi’ vond, maar ‘wel mooier’. ‘Nee, dit lelijke eendje gaat nooit een mooie zwaan worden, maar het kan nu wel wat blijer zwemmen.’

Volgens de plannen voor de nieuwe Humanities Campus zou het gebouw ook tegen de vlakte gaan. Het Lipsius moest wijken voor een centraal plein met veel groen, een ‘bruisende’ plek waar alles ‘24/7 in beweging is’. Maar twee weken geleden trok de universiteit na vijfenhalf jaar alsnog de stekker uit de campus. Op de vraag hoe de faculteit verder moet zonder nieuwbouw, antwoordde decaan Mark Rutgers: ‘Ik wil wel een onwaarschijnlijk scenario schetsen, en dat is dat we het huidige Lipsius gaan oplappen. Dat lijkt me onverstandig.’

Nog één keer wandelt de geestelijk vader door ‘zijn’ Lipsius (2)

Het had ook een wolkenkrabber kunnen zijn

Het Lipsius – en de universiteitsgebouwen eromheen – waren eigenlijk plan B van de universiteit. Net als nu met de Humanities Campus, ging er een lange strijd aan de bouw vooraf. En net als nu moest de universiteit ‘terug naar de tekentafel’ toen het eerste plan onder protest van de Leidse bevolking moest worden opgegeven, ook al was de gemeenteraad er al mee akkoord.

De meningen over het Lipsius mogen dan misschien verdeeld zijn, het alternatief was een stuk ingrijpender. Het ging namelijk om een enorm complex van tweehonderd bij vijftig meter, met daarop twee torens: een van 40 meter én een wolkenkrabber van maar liefst 120 meter. Ook stond er een parkeergarage op de planning voor 500 auto’s.

Het plan was gemaakt door de Amsterdamse architect Piet Zanstra, wiens werk ook nogal gemengde gevoelens oplevert. Een paar van zijn gebouwen werden onder gejuich gesloopt. In een interview betoogde hij destijds dat ‘Leiden een silhouet moet krijgen’. ‘De Leidse binnenstad is mooi, maar heeft geen verticale elementen. Er is vroeger een keer in de Middeleeuwen een toren bij de Pieterskerk geweest, maar die is ingestort.’

Zo’n toren moest opnieuw verrijzen, vond hij: ‘Een geweldige kathedraal, een oceaanstormer van een gebouw. De middeleeuwer wilde iets van grote betekenis voor de gemeenschap ook een grote vorm geven. Dat is ook deze universiteit voor Leiden.’
De plannen leidden tot een storm van protest. Uiteindelijk kwam een werkgroep met een alternatief plan: het Witte Singel/Doelencomplex. Vijf clusters, door vijf verschillende architecten. Geen flats, en geen hoogbouw. De universiteit moest haar originele deadline loslaten: eigenlijk had de nieuwbouw al in 1975 af moeten zijn, op de 400ste verjaardag. Uiteindelijk begon de bouw pas in 1978, en werd het in 1983 opgeleverd.

Aanleiding om – voor het te laat is – nog een keer met de geestelijk vader door het Lipsius te wandelen. Hij woont tegenwoordig in Oosterbeek. Zijn zoon heeft hem met de auto gebracht, op aandringen van zijn vrouw: ‘Ik kan nog wel rijden, hoor, maar zij vond het te ver.’

Met zijn handen op zijn rug wandelt hij rustig door zijn gebouw, terwijl druk pratende studenten langs hem razen en karretjes van het restaurant over de tegeltjes voorbij kletteren. Waar nu de informatiebalie zit, was vroeger een winkeltje. De bartafels naast het restaurant, waar mensen aan zitten te studeren, zijn nieuw. ‘Maar die storen me niet.’ Bij een stampvolle collegezaal gluurt hij even naar binnen. Dan fluistert hij, om het college niet te storen: ‘Was dit niet het LAK-theater? Ik wist niet dat dat weg was!’

‘Dat gefonkel van die tegeltjes: echt verschrikkelijk!’

Hij was begin dertig toen hij begon aan het ontwerp voor het wat het ‘Centraal Faciliteiten-gebouw’ ging heten. Hij werkte samen met zijn compagnon Ahrens. ‘Voor mij was het fantastisch om als jonge architect zo binnen te komen. Het staat nadrukkelijk op allebei onze namen, maar de actieve ontwerper, dat ben ik.’

Het idee achter het Lipsius is een passage: een straatbeeld, maar dan binnen, dat van boven wordt verlicht. ‘Zoals je in Parijs prachtige passages hebt, of in Den Haag. Daar hoort licht bij, dus we hebben lichttorens gemaakt. Op de kruisingen heb je dus aan beide kanten daglicht. Dat geeft een straat-aanblik, ook door de verbindingen, en de publieksfuncties – een echt restaurant, een boekenwinkeltje, en het theater. Het is een straat én een foyer.’

Belazerd

Dat een gebouw ingrijpend is veranderd, hoort bij het architectenwerk, weet Kleijer. ‘Dat is altijd zo. Ik heb eigenlijk maar één gebouw, de bibliotheek in Oosterbeek, dat hetzelfde is gebleven. Vaak gaat een gebouw heel gauw nadat het is gerealiseerd al ingrijpend op de schop.’

Gelukkig is de indeling grotendeels intact gebleven. ‘Wat dat betreft is er eigenlijk niet zoveel aan veranderd. Het ziet er alleen belazerd uit. Smerig.’

Nog één keer wandelt de geestelijk vader door ‘zijn’ Lipsius (3)

Foto Taco van der Eb

Hij gebaart naar de buitenkant, die een ‘goor uiterlijk’ heeft gekregen, omdat de metalen roosters in de loop van de jaren erg vies zijn geworden. Ze hadden eigenlijk van roestvrij staal moeten zijn, maar dat paste niet in het budget. Daarnaast zijn de roosters binnen weggehaald en verruild voor enorme posters. ‘Zonde. Aan die afbeeldingen heb je niets, want je kijkt erlangs, niet erop.’

Die roosters ‘hadden juist een open, grove structuur’ en waren bedoeld om de gladde textuur van muren en glas te onderbreken. ‘Als je een modern gebouw maakt, dan dreigt daar alleen glad materiaal uit te komen. Maar als je naar de huizen op de gracht kijkt, zie je een duidelijk onderscheid tussen de muren en de ramen. Niet glad op glad, maar glad naast ruw.’

Schoon en glad

Net als de rest van het gebouw, dat is onderverdeeld in verschillende onderdelen, zodat het niet een massief geheel is, maar meer op een rij huizen lijkt. ‘Het dreigde aan de buitenkant een grote monoliet te worden: één groot blok. Maar door hoe we de interne organisatie hadden bedacht, konden we ook aan de buitenkant een duidelijke verdeling tot stand brengen.’

Hij telt en wijst van links naar rechts: ‘Een, twee, drie, vier delen. In de hoogte springt het ook naar achteren. We wilden onderdelen maken die als keten geschakeld zijn zoals de huizen en andere panden in de stad en aan de grachten, om een beetje terug te gaan naar de schaal van de stad.’

Dat had er een stuk beter uitgezien als de roosters van roestvrij staal waren geweest, zegt hij. ‘Schoon, zoals het bestek in je la. Dat betekent dus dat het glad is, maar door de schaduw in de vakjes, heeft het ook structuur.’

Nog één keer wandelt de geestelijk vader door ‘zijn’ Lipsius (4)

Afbeelding uit Evert Kleijers boek: ‘Leidse Leerstof, Ontwikkeling en analyse van een bouwwerk’.

Het was een bijzondere opdracht, zegt hij. Als architect was hij niet alleen verantwoordelijk voor het ontwerp, maar ook voor het stedenbouwkundige gedeelte: was het in harmonie met de stad? ‘Dat was, denk ik, een idee van de rijksbouwmeester, Wim Quist. Die stond toen al bekend als iemand die technisch goede en architectonisch mooie gebouwen afleverde. De gemeente stelde zich ook heel welwillend op, ze hadden weinig commentaar. Als de rijksbouwmeester het zei, zal het wel goed zijn, zullen ze hebben gedacht.’

Conflict

Maar zo ontstond er ook conflict met de architecten van de omliggende gebouwen. Kleijer zag de binnenstraat van het Lipsius als ontmoetingsplek, met een passage die doorliep naar een brug over de Singel, waarna je uit zou komen bij de UB. Die plannen moest hij opgeven. De andere architecten hadden een ontwerp waarbij er twee bruggetjes over de Singel kwamen. Het Lipsius werd daartussen gestopt, met de bruggen aan weerszijden. ‘Het ging tussen de twee ontwerpen , en wij moesten uiteindelijk toegeven – daar was ik het niet mee eens.’

Daarom kijkt hij op als hij hoort dat het plein een centrale ontmoetingsplek moet worden. ‘Nou, die plannen waren er dus al.’

Hij staat nog steeds pal achter zijn ontwerp. ‘Kijk’, zegt hij, ‘het is lekker druk. Er is geen grote leegte. Ik denk nog steeds dat het idee van een straat goed werkt.’

Denkend aan slipjes

Het Lipsius heet eigenlijk nog niet zo lang zo. Pas bij de renovatie in 2004 werd het gebouw vernoemd naar de beroemde humanist Justus Lipsius, een van de eerste geleerden die naar Leiden kwam toen de universiteit in 1575 werd gesticht. Hij werd vier keer tot rector verkozen, en vertrok in 1591 weer naar Leuven.

De meesten leken tevreden over de renovatie van het betonnen pand, maar over de naam was nog wat gesteggel. Historicus Leonard Blussé had twee bezwaren: hij vond niet dat de universiteit gereduceerd moest worden tot een handjevol iconen. Maar ook daagde hij studenten uit om de naam ‘Lipsius’ drie keer uit te spreken.

Bij de onthulling van de nieuwe naam zei docent Frans-Willem Korsten dat hij dit een wonderlijk bezwaar vond. ‘Maar de heer Blussé is niet de minste dus ik volvoerde de repetitie, was bij de vijfde keer geneigd te zeggen dat het om “lipjes” moest gaan, maar wist bij de zesde keer dat het natuurlijk “slipjes” moest zijn, waarmee ook een indicatie was gegeven welke lipjes hier on a man’s mind waren.

‘De gevolgen van deze exercitie waren zeer onfortuinlijk. Toen ik in Utrecht langs een etalage liep met lingerie, waaronder enige slipjes, moest ik niet denken aan de eerbiedwaardige Lipsius, maar aan Leonard Blussé. Ik moet hem daar nog eens dringend over onderhouden.’

Nog één keer wandelt de geestelijk vader door ‘zijn’ Lipsius (2025)
Top Articles
Latest Posts
Recommended Articles
Article information

Author: Mrs. Angelic Larkin

Last Updated:

Views: 6104

Rating: 4.7 / 5 (47 voted)

Reviews: 94% of readers found this page helpful

Author information

Name: Mrs. Angelic Larkin

Birthday: 1992-06-28

Address: Apt. 413 8275 Mueller Overpass, South Magnolia, IA 99527-6023

Phone: +6824704719725

Job: District Real-Estate Facilitator

Hobby: Letterboxing, Vacation, Poi, Homebrewing, Mountain biking, Slacklining, Cabaret

Introduction: My name is Mrs. Angelic Larkin, I am a cute, charming, funny, determined, inexpensive, joyous, cheerful person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.